Probeert Advocaat Generaal Miranda de Meijer bewust een mistgordijn te creëren of weet ze niet beter. Ze is Professor aan de UvA dus ik ben bang voor het eerste. Het stuk dat ze heeft geschreven in de NRC is juridisch slecht onderbouwd en bovendien sterk gekleurd. Ik ben benieuwd naar haar beweegredenen.
Korte samenvatting
Het gaat allemaal over de zaak van de Delftse Hout, waar de Groen Links wethouder Brandligt een belofte had gedaan aan een toekomstige uitbater van een een vrijetijdscomplex dat het naaktstrand zou verdwijnen. Dat is dankzij heftig verzet en een paar rechtszaken falikant mislukt. Wie de bal kaatst kan hem terugverwachten. Het Hof in Arnhem heeft besloten dat de wet zegt dat overal waar schaars gekleed acceptabel is, ongekleed ook is toegestaan. Wie het allemaal eens wil nalezen: http://www.meerwijk.frl/naaktrecreatie-onder-vuur/ en http://www.meerwijk.frl/open-mail-aan-bram-van-ojik-fractieleider-van-groenlinks-in-de-2e-kamer/, http://www.meerwijk.frl/opmerkelijke-uitspraak/, http://www.meerwijk.frl/de-meesterzet-verdediging-door-mr-spong/ en http://www.meerwijk.frl/elk-strand-een-naaktstrand/. Het OM ging helaas met succes in cassatie tegen de uitspraak van het hof. De cassatie is ook weer helaas en volkomen onverwacht toegekend.
Prof. Dr. Miranda de Meijer
De advocaat generaal heeft een opiniestuk geschreven in de NRC met een aantal onjuiste en onvolledige argumenten. In onderstaand betoog zal ik uit de doeken doen op welke punten haar weergave niet klopt.
Onverhoeds
Als aanloopje introduceert De Meijer de term onverhoedse confrontatie.
Volgens de wet is naaktrecreatie op een openbare plaats die daarvoor niet geschikt is, strafbaar. Deze regel strekt tot bescherming van de openbare orde, vanwege de onrust en aanstoot die zouden kúnnen ontstaan door ‘onverhoedse confrontatie’ met menselijk naakt.
Dit punt is alleen terug te vinden in een analyse uit 1986 van een christelijke rechtsgeleerde. Onverhoedse confrontatie werd tijdens de behandeling van de wet wel gebruikt. Maar dan voor artikel 239, het artikel over zedenschennis. En de wet had juist het doel om zedenschennis helemaal los te trekken van naaktrecreatie dat sindsdien geregeld werd in artikel 430a. Daarom hebben we sinds 1986 twee wetten. Dus om dit nu te introduceren voor naaktrecreatie gaat mij wel heel ver. En het heeft in ieder geval geen juridische basis. Het is slechts een mening van een Advocaat Generaal.
De gemeente
Ze schrijft verder:
Omdat het naakt bij de voorbijgangers onrust veroorzaakte, werd deze plek door de plaatselijke bestuurders niet meer geschikt geacht voor ongeklede recreatie.
Zoals ze ongetwijfeld weet gaat de gemeente helemaal niet over ongeschiktheid. De gemeente kan hooguit oordelen of een plaats geschikt is. Het is overgelaten aan het oordeel van de strafrechter om vast te stellen of een plaats ongeschikt is. In de zeer korte wetstekst staat: “Hij die zich, buiten een door de gemeenteraad als geschikt voor ongeklede openbare recreatie aangewezen plaats, ongekleed bevindt op of aan een voor het openbaar verkeer bestemde plaats die voor ongeklede recreatie niet geschikt is, wordt gestraft met geldboete van de eerste categorie.” De gemeenteraad gaat dus over geschikt en niet over ongeschikt. Lees ook: http://www.meerwijk.frl/artikel-430a-nog-een-keer-uitgelegd/ Slechts een zin later erkent ze dit zelf ook. Het was dus op zijn plaats geweest om de omstreden en gekleurde zin weg te laten of beter in te leiden. Bovendien is de onrust die De Meijer noemt helemaal geen geldig argument en bovendien alleen maar verondersteld en niet onderbouwd.
Zichtbaarheid
De Meijer haalt het punt van zichtbaarheid van de openbare weg aan.
Het gaat om aspecten als de herkenbaarheid van het terrein en om het zicht vanaf de openbare weg.
De zichtbaarheid berust op een groot misverstand. Er is in de hele wet geen sprake van zichtbaarheid. En er is ook nergens sprake van openbare weg. Het punt zichtbaarheid heb ik uit de doeken gedaan in http://www.meerwijk.frl/9-misverstanden-artikel-430a/
Geschikte tijd
De Meijer rept ook nog over geschikte tijd als weegfactor.
het begrip ‘geschikte plaats’ is bovendien niet alleen afhankelijk van de lokale omstandigheden, maar kan in de tijd evolueren. Het kan zelfs afhankelijk zijn van het tijdstip van de dag.
In de handelingen heeft de minister er in 1986 wel iets over gemompeld, maar dat heeft nooit consequenties gehad. Niet in de wet en niet in de memorie van toelichting. De wet spreek alleen over plaats. En dat is echt iets anders dan tijd (alhoewel Einstein zegt dat het eigenlijk hetzelfde is). Niet zo lang geleden is er ook een naaktrecreant die op grond van een tijdsbepaling in een plaatselijke verordening was geverbaliseerd, vrijgesproken. Hierover kun je meer lezen mijn bijdrage over deze vrijspraak: http://www.meerwijk.frl/artikel-430a-wetboek-van-strafrecht-scoort-steeds/.
WNBR
Het toppunt is wel dit citaat:
Een georganiseerde naaktfietstocht in openbaar natuurgebied, zoals de Veluwe, kan bijvoorbeeld weer wel te ver gaan, omdat een niets vermoedende wandelaar ‘onverhoeds’ met een veelheid aan fietsend bloot zou kunnen worden geconfronteerd.
In de link verwijst ze naar de kamervragen Van der Staay gesteld in 2004 heeft gesteld over de eerste WNBR op de veluwe. Het is volkomen onduidelijk waarom ze dit noemt en belangrijk vindt. Dit betrof namelijk een demonstratie tegen het gebruik van olie en de kwetsbaarheid van de fietser in het verkeer. Als De Meijer de bedoeling heeft om als Hoge Raad demonstraties te verbieden, dan vraag ik me af hoe het zit met de scheiding der machten in dit land. Daar heeft een Advocaat Generaal zich niet mee te bemoeien en de minister al helemaal niet. Intussen hebben er al vele naakte fietstochten plaatsgevonden. Deze vallen onder de vrijheid van meningsuiting en zijn daarmee een grondrecht.
PS
Mr. Miranda de Meijer heeft er tijdens haar inaugurele rede in mei 2016 (bijna 5 maanden na het artikel in het NRC) blijk van gegeven dat ze nog wel even moet studeren op artikel 430a om de finesses te begrijpen. Ze zegt daar namelijk:
Een politieman die in zijn vrije tijd bijvoorbeeld een fervent aanhanger van nudisme is, moet in staat worden geacht naaktrecreanten te verbaliseren in een gebied waar naaktlopen niet is toegestaan.
Er zijn namelijk geen gebieden zijn waar “naaktlopen” a priori verboden is, de rechter moet immers per geval oordelen. Maar het is nog erger; haar weerzin ten aanzien van bloot druipt van deze zin af. Het is in haar hele rede van 42 bladzijden het enige concrete voorbeeld van een strafbaar feit. Uit het feit dat dit het enige voorbeeld is, blijkt dat naaktrecreatie haar hoog zit. Dat geeft wel wat meer inzicht in de motivatie achter het artikel in het NRC.
Mistgordijn:
“ongeklede recreatie volgens de maatschappelijke opvattingen, zoals die t.t.v. de gedraging ter plaatse leven…”
Tja. Maatschappelijke opvattingen. Meervoud. Dus niet enkel de heersende maatschappelijke opvatting. En dus ook die van naaktrecreanten!
Die t.t.v. van de gedraging ter plaatse leven. Hoe weet of meet je dit op een klein gebiedje? Als er doorlopend mensen komen en gaan? Natuurlijk eerst de crime scene afzetten met een lint. Dan iedereen ondervragen. Simpel.
Volgens verbalisant waren in de Delftse Hout zo’n 6000 mensen. Wil ik wel eens die 6000 verslagen zien. Roepen we die op als getuige om “de maatschappelijke opvattingen, zoals die t.t.v. de gedraging ter plaatse leven” vast te stellen. Ook simpel.
Gelukkig ligt de bewijslast bij het OM…… En die zuigt zich een ongeluk op zijn duim….
En een hoge hoed is er alleen voor de magiër, maar niet voor de magistraat.