Eindelijk vertrokken we. Het plaatsen van de nieuwe stuurvaan had ons dagen opgehouden. Helemaal niet erg natuurlijk, maar als je in je hoofd hebt om te vertrekken, dan word je ongeduldig. Na het uitklaren, hebben we nog wat gegeten, en daarna was het zover. Het is alsof je vanaf de 10 meter plank naar beneden springt. Als je gaat, dan kun je niet meer terug. En het is behoorlijk spannend om te vertrekken. Hebben we alle voorbereiding goed getroffen. Is het water goed? En genoeg? En hebben we genoeg eten? Hebben we genoeg gas gebunkerd? Gaat de boot het houden? Hoe zit het met de stuurvaan? Die hebben we immers niet kunnen testen. Bij La Palma hebben we de eerste 3 uur nog nauwelijks wind. Dat is de invloed van de bergen. Andere scheepjes starten de motor. Wij doen dat niet. Het wordt toch een lange tocht, wat maken die paar uurtjes dan nog uit. Tegen de avond krijgen we wat wind. Ik roep uit dat ik gelukkig ben! Gelukkig dat ik deze tocht mag meemaken. Dit was een jongensdroom voor mij. Nu gaat het echt gebeuren. Ik zit op een scheepje en we gaan de Atlantische Oceaan oversteken.

Simon deelt de wachten in. Hij heeft een systeem bedacht van 5 uur op, 7,5 uur af, waarbij om de 2,5 uur iemand de hoofdwacht krijgt, en de oude hoofdwacht op stand by gaat. Die kan dan voor koffie, thee en wat hapjes zorgen. Dit komt natuurlijk niet helemaal uit, omdat dit een roulatie van 25 uur inhoudt en een dag maar 24 uur heeft. Daarom is de eerste nachtwacht maar 1,5 uur. Ik had een heel gunstige wacht in de eerste week. Ik had wacht van 19:00 tot 24:00 en van 6:30 tot 11:30. Dat betekent dat ik een normale nacht had, en overdag ook nog een paar uur kon tukken.

De eerste nacht zouden we op ruime afstand El Hierro passeren. En dat was voorlopig het laatste land dat we zouden zien. Het duurt dan ook verrassend lang voordat je zo’n eiland ook echt voorbij bent en niet meer ziet. Er staat dan ook een vulkaan van 1.500 meter hoog op het eiland. Die zie je nog van heel ver.

Het was niet heel warm op zee, en de nachten waren zelfs aan de frisse kant. Gelukkig had ik genoeg warme kleren bij me. De eerste week konden we nog lekker verse groente eten. Simon en David waren verrassend handig in het bereiden van overheerlijke maaltijden op een bewegend schip. Met ogenschijnlijk groot gemak, kwam de ene na de andere lekkernij uit de kombuis. Het water was niet naar binnen te werken. Tenminste dat vond ik. Er zat een hele hoge dosis chloor in het leidingwater dat we in La Palma hadden gebunkerd. Maar ik moest wel drinken. En die twee treetjes bier die we hadden meegenomen waren ruim onvoldoende, en bovendien bedoeld als steigerbier in Suriname! Als thee was het enigszins te doen. Ik heb me dus voorgenomen om alleen thee te drinken.

De eerste paar nachten hebben we nog geteld. Dit is de eerste nacht, de tweede, … Maar na een paar nachten raak je de tel kwijt. Dat is het moment dat je in de cadans van de reis bent beland. Na 5 dagen hebben we de Noordoostpassaat opgepikt. We verleggen de koers een klein beetje en sturen vanaf nu op Suriname aan. We halen het grootzeil weg, want dat is heel onrustig als je vrijwel voor de wind vaart. En we hijsen de grote fok naast de genua. Het rolreefsysteem heeft twee sleuven, dus dat past mooi. We moeten wel even testen of we nu nog kunnen reven. Dat blijkt te lukken. Hiermee gaan we oversteken! Als de wind af en toe wat toeneemt, blijkt het schip wel wat meer te gaan rollen, eigenlijk net als met een spinaker. Daar moeten we nog iets op verzinnen. Een stormfok hoog gehesen tussen de masten als slingerzeil blijkt te helpen. David ziet kans om met de antenne in het stuurboordstag een weerfax uit Boston op te vangen. Het is niet heel duidelijk met veel verschoven lijntjes, maar het lijkt er op dat er een diepe depressie bij IJsland zit. Die golven zullen ons een paar dagen later wel gaan bereiken.

Al na 3 dagen hebben we onze eerste dolfijnen gezien. Dat is echt heel spectaculair. Een paar dagen later hebben we ook nog een heel grote groep tuimelaars gezien. Die springen zo mooi uit het water en draaien dan rondjes om hun as. In het Engels heten die Spinner Dolphins! Eens in de zoveel dagen passeren we een schip. En het is alsof de duvel er mee speelt, bijna elke keer is het zo rakelings dat het AIS-alarm waarschuwt voor collission. Je komt trouwens midden op de Oceaan gammele vissersscheepjes tegen met amper verlichting, en vaak ook zonder AIS. Je moet dus blijven opletten.

De stuurautomaat doet het fantastisch. Hij reageert snel en adequaat, en we blijven mooi op koers. We kunnen behoorlijk op het randje zeilen als de wind wel eens niet precies goed is. Af en toe loopt hij toch uit het roer. Dan moet je wel paraat zijn om snel even bij te draaien met het stuurwiel. Het stuurwiel kon er dus niet uit. Jammer, dat had beslist ruimte gescheeld.