Mijn gekneusde zwevende rib leverde gelukkig niet heel veel problemen op. Ik moest een beetje voorzichtig bewegen, maar verder kon ik wel redelijk normaal mee doen. Alleen liggen was een probleem. Ik kon alleen maar op mijn rug slapen. En omdat het schip zo vreselijke rolde werd ik continue heen en weer geschoven over mijn matras in mijn lekker ruime dubbele kooi. Mijn rug werd almaar beurser. Op het laatst had ik het gevoel dat mijn huid helemaal los gerold was van de spieren en de ribben.
De derde en laatste week duurde voor mij wel heel lang. Je hebt het gevoel dat je er bijna bent. Op de 6″-navigatie lijkt Suriname ook snel dichterbij te komen. Maar dan duurt het toch nog meer dan een week. En ik wilde zo graag weten hoe thuis alles was verlopen. Van mij had de laatste week wel wat korter mogen duren. Gelukkig hielden we wel wind. Een tijdje gingen we zelfs zo hard dat het leek alsof we op 1 december in Suriname aan zouden komen, of misschien zelfs wel 30 november. Vooraf hadden we allemaal gegokt wanneer we zouden aankomen. Simon bleek er het dichtst bij te zitten. Hij heeft de weddenschap dan ook gewonnen.
Naarmate we dichter bij de kust kwamen, zagen we steeds meer en ook weer steeds andere vogels. We zagen Boobies, dat zijn een soort Jan-van-Genten en Fregatvogels. De meest bijzondere vogel was nog wel de Tropic Bird. Dat is familie van de Fregatvogel, maar dan veel mooier. In mijn vogelboek stond dat die naar schepen toe vliegt, om dan boven het schip 3 rondjes te maken, om daarna weer door te vliegen. En dat klopte precies. Dat hebben we meerdere keren waargenomen!
In de laatste nacht wilden we wat zeil wisselen en omzetten, maar dat pakte niet goed uit. Zowel de genua als de fok scheurden van boven naar beneden uit het voorlijk. Kennelijk was de oversteek wat te veel voor de oude zeilen. Gelukkig was het een voordewindse koers. De spinaker bood uitkomst! Ook op de spi haalden we nog een fantastische snelheid. En het was ook wel een heel zonnige aankomst in het tropische Suriname.
We zeilden Suriname onder een hoek aan vanuit het oosten. Ik hoopte dus al heel vroeg op bereik. Pas later leerde ik dat ten oosten van Paramaribo de kuststrook eigenlijk onbewoond is, en dat daar dus ook geen GSM-masten staan. Bovendien werkte mijn in Nederland gekochte Surinaamse datasim helemaal niet. Maar na lang wachten kon ik wel eindelijk bellen. Ik was zo blij en gelukkig om Carol’s stem weer te horen. En vooral ook om te horen dat alles goed was gegaan thuis. Nu kon ik gaan genieten van de aankomst.
We waren omringd door vissersboten. Er lagen ook 5 Chinese vissersschepen net buiten de twaalfmijlszone voor anker. Zoveel drukte hadden we in geen weken meer gezien. We werden door sommige vissers in te grote boten met te kleine buitenboordmotoren wel heel enthousiast begroet. Alsof ze wisten dat we van heel ver kwamen. Toen we de Surinamerivier opvoeren werd het helemaal magisch. Omringd door land op een heel brede rivier. Ik kreeg direct heimwee naar de weidsheid van de oceaan.
De schipper had het al gezegd. Als we in Suriname zijn, dan ben je er nog lang niet. De eerste plek om af te meren is nog 23 mijl de rivier op. We hadden deels ook nog stroom tegen, en de wind werd rap minder tussen de bomen. Dat zou dus ook nog even gaan duren. Maar we waren er…